Daar zat ik dan, moederziel alleen op een tropisch eiland.
Nu ja, ik was er niet écht alleen. Ik was omgeven door de collega’s op het labo voor Tropische Plantenteelt, in Martinique, waar ik drie maanden experimenten zou uitvoeren voor mijn masterthesis.
Maar ik voélde me wel heel erg alleen.
Thesis
Ik was 22 en dit was de eerste keer dat ik een buitenlands avontuur aanging. Het was behoorlijk spannend en daar waren ook redenen voor: ik werd daar totaal aan mijn lot overgelaten, zowel door mijn promotor in België als de verantwoordelijke van dat labo.
Van de geplande experimenten bleef al snel niets over, en daar stond ik dan. Op 7000 km van huis.
Ik zou nu, 21 jaar later, ENORM van mijn oren maken, maar als jonge studente was dat allemaal niet zo vanzelfsprekend.
Ik kreeg gigantisch veel stress van het idee dat mijn thesis niet in orde zou komen (op dat moment zowat het ergste falen dat er bestond, in mijn 22-jarige hoofd).
Bevriend met collega
Maar goed, ik raakte bevriend met een collega daar. Hij stelde me voor aan enkele sympathieke mensen, toonde me de mooiste stranden en gaf superveel tips om mijn verblijf daar niet helemaal tot een exotische hel te laten ontaarden.
Enfin, hij heeft mij daar wel zo een beetje van een zenuwinzinking gered denk ik.
Over de jaren heen ben ik contact blijven houden met die vriend, die ondertussen in het zuiden van Frankrijk woont. Ook al hoorden we elkaar vaak maanden niet, ook al is mijn Frans ondertussen gedegenereerd tot hakkelen en brokkelen, …
Toch bleef het altijd heel fijn om elkaar weer te zien.
Terwijl we toch heel verschillend zijn.
Of misschien niet, want hij was ook steeds met van alles bezig, maakte zich dingen snel eigen, had een uitgesproken en onderbouwde opinie over zowat alles, en reikte geregeld oplossingen aan op zijn werk voor problemen die anderen nog niet hadden gespot – wat hem niet altijd in dank werd afgenomen.
Deze zomer
Waarom vertel ik dit nu? Omdat ik hem vrij toevallig deze zomer heb bezocht, toen we een last minute richting de zon zochten, en iets vonden in zijn buurt.
Ik wist al dat zijn zoon een bijzonder intelligente jongen was. Er was wel eens gezegd dat hij een klas, of zelfs twee, was overgeslagen. Er werden al eens ‘grapjes’ gemaakt over die intelligentie, die aanleg voor complexe verbanden leggen en structuren zien. Maar verder gingen we daar nooit op in.
Tot ik nu vertelde over mijn carrièreswitch en hoe ik nu met volle goesting in de wereld van de hoogbegaafdheid was gedoken.
Toen gingen zij ook een kat een kat noemen, of eerder een hoogbegaafde, een hoogbegaafde.
Zijn zoon is hoogbegaafd, jazeker.
Net als hij.
Ken je dat gevoel, dat je verbaasd bent wanneer je iets hoort, maar eigenlijk ook niet, omdat het zo logisch is dat je je afvraagt: waarom heb ik dat niet gewoon eerder zo benoemd?
Of misschien hoeven we dingen niet echt te benoemen, om ze te weten.
Peers
Het deed me wel weer beseffen en doorvoelen wat ik aan iedereen in mijn praktijk vertel: peers zijn zo belangrijk, en niet altijd eenvoudig te vinden. Maar als je ze dan vindt, dan komt er een soort rust in die vriendschap – de rust van helemaal jezelf te kunnen zijn.
Oh, en je vindt ze op de gekste plaatsen. Bijvoorbeeld aan een microscoop in Martinique.
Ik wens iedereen die zich zo alleen voelt – het hoeft niet eens op een tropisch eiland te zijn– toe om zo een vriend te vinden.
Opmerkingen