âEr is nu een groepje van kindjes die ander rekenwerk krijgen, mamaâ.
Mijn oudste zoon zegt het met blinkende oogjes.
Ik ben ook meteen enthousiast, want ik weet dat hij in een âsterkeâ klas zit. Natuurlijk is het leuker om samen wat uitdagender rekenen te krijgen.
Mijn enthousiasme neemt een beetje af wanneer ik vraag welke kindjes er dan wel in dat groepje zitten. Hij noemt vier namen⊠jongensnamen.
âOh, euh en dat en dat meisje dan?â vraag ik voorzichtig. Eentje kreeg vorig jaar ook al uitbreiding voor wiskunde, en eentje zou het volgens mij goed kunnen gebruiken. En ik denk dan dat die allebei niet âminder sterkâ in rekenen geworden zijn de laatste maanden.
Maar ik wil niet tĂ© verbaasd klinken. Zoonlief haalt gewoon zijn schouders op â âdie zijn er niet bijâ.
En daarmee is de kous dan af.
Dit doet mij echt koken
Of niet? Want dit soort dingen doet mij dus echt koken vanbinnen. Hoe kan het dat er zogezegd geen sterke meisjes zijn die gebaat zijn met wat uitdaging voor rekenen? Of beter gezegd: hoe kan het dat die niet gezien worden, want ze zijn er heel zeker wel.
Ik kende de cijfers, ja. Van alle kinderen waarvoor hulp wordt gezocht, van alle kinderen die uitdaging krijgen, daarvan is 85% een jongen. 85%! Denk je dat 85% van de snelle hoofdjes in ons land op mannelijke schouders staat? Ik ook niet!
Vooroordelen
Het blijkt nog maar eens dat de vooroordelen over meisjes en hun cognitief kunnen nog steeds heel sterk aanwezig zijn. Meisjes kunnen geen âstoereâ beroepen aan, meisjes hebben geen ruimtelijk inzicht⊠ja, dat blijft spelen.
Zo hoorde ik van een mama dat haar dochter Marie het enige meisje was in haar plusgroepje. De leerkracht die de uitbreiding gaf kondigde aan dat ze gingen programmeren. En of Marie dan iets anders wilde gaan doen?
Dit is geen alleenstaand feit. Zelfs in de cursus die ik volgde, net over gendergelijkheid, stond er als tip dat het didactisch materiaal moet aangepast worden. Er stond letterlijk: ‘In vraagstukken kan het woord boormachine misschien eens worden vervangen door broodrooster, keukenrobot, of stofzuiger opdat meisjes zich meer zouden aangesproken voelen‘ (Ik zwéér je dat die cursus niet geschreven werd in 1950).
Recent onderzoek toonde het nog eens aan: Jongens met goede punten worden âslimâ genoemd door de leerkrachten (zegt iets over je âzijnâ), meisjes met goede punten âwerken hardâ (zegt iets over je âdoenâ).
Pas op, voor geen van beiden is dat een cadeau!
Maar ook mochten er geen vooroordelen bestaan over waar meisjes goed in zijn, en waar ze niet goed in zijn, dan nog was het verhaal niet zo eenvoudig.
De onzichtbare meisjes
Hoogbegaafde kinderen worden nog wel opgepikt als kleuter (tenminste, als ze het al niet geleerd hebben om dit niet meer te tonen, zoals ik in een eerdere post al aanhaalde). Over het algemeen kunnen meisjes sneller praten, lezen en rekenen dat jongens. Ze zijn ook sneller wat âserieuzerâ waardoor deze voorsprong nog wat meer opvalt dan bij de wat wildere, speelse jongens. (Dit zijn uiteraard algemeenheden, elk kind is anders).
Maar langzaamaan gaan meisjes zich aanpassen aan de groep. Ze willen niet anders zijn, en eruit springen. Ze vinden vriendschappen belangrijker dan âde beste zijnâ. Het wordt dan ook steeds moeilijker om hoogbegaafde meisjes te âspottenâ. Ze worden… onzichtbaar.
Dat merk ik ook in mijn gesprekken. Ouders vertellen me over hun zoon. Na een uur of wat pols ik ook naar de dochter. ‘Oh, die is wel heel gevoelig‘, hoor ik dan. ‘Altijd goeie punten. Moet eigenlijk ook niet echt werken ervoor. Maar niet hoogbegaafd hoor‘. Of eerder: ‘die heeft niet zo’n goeie punten. Maar ze speelt wel twee muziekinstrumenten op ontzettend hoog niveau.’
Lieve mama’s en papa’s… het is niet altijd makkelijk, maar ik heb er vertrouwen in –Â jullie kunnen die onzichtbaarheidsmantel weghalen! Zie die dames voor wat ze kunnen!
Vergeet ook je dochters niet!
Nog een fijne vrouwendag gewenst!
Opmerkingen